JavaScript is disabled. Please enable to continue!

Mobile search icon
Services >> DNA >> Paternity

Vaderschapsonderzoek

Sidebar Image

Het laboratorium voert onderzoek naar biologisch vaderschap uit, waarbij wordt gebruik gemaakt van erfelijke kenmerken die vastgelegd zijn in het DNA. Alle erfelijke kenmerken zijn bij ieder individu in tweevoud aanwezig, waarbij één helft van de genetisch informatie afkomstig is van de moeder en de andere helft van de vader. Als er bij een kind DNA-kenmerken aangetoond worden die niet van de moeder afkomstig zijn, dan moeten die dus van de vader komen. Heeft de geteste man deze DNA-kenmerken niet, dan is hij zeker uitgesloten van het vaderschap: hij is dus niet de biologische vader. We spreken van uitsluiting (of exclusie) wanneer tenminste 4 DNA-merkers in het DNA-profiel van het kind geen gemeenschappelijk DNA-kenmerk vertonen met het DNA-profiel van de geteste man. We spreken van "geen uitsluiting" (of inclusie) wanneer voor elke getest DNA-merker één van de twee DNA-kenmerken van het kind terug te vinden zijn bij de geteste man. Als de onderzochte man niet van het vaderschap kan worden uitgesloten, wordt met behulp van een statistische methode de vaderschapsindex en de waarschijnlijkheidswaarde berekend.  De waarschijnlijkheidswaarde geeft aan hoe groot de kans is dat de onderzochte man de biologische vader is. Wanneer de moeder niet kan worden onderzocht, zal er rekening mee moeten worden gehouden dat de statistische onderzoeksresultaten lager zullen uitvallen. Voor het opstellen van een DNA-profiel wordt een reeks van 15 tot 24 verschillende DNA-merkers gebruikt. Dit DNA-profiel is uniek voor elk individu, met uitzondering van eeneiige tweelingen.

Het is mogelijk om het vaderschap vast te stellen of uit te sluiten zonder dat DNA van de 'vermoedelijke' vader beschikbaar is, bijvoorbeeld omdat deze is overleden, vermist of niet beschikbaar is. Er zijn diverse mogelijkheden om een vaderschapstest zonder vader uit te voeren, onder andere met behulp van DNA van een of beide grootouders van het kind (van vaders zijde) of door middel van een broer/broer, broer/zus of zus/zus relatietest.

Bij vaderschapsonderzoek kan bijkomend een DNA-onderzoek van het Y-chromosoom  uitgevoerd worden.

In de meeste gevallen wordt wangslijmvlies als uitgangsmateriaal gebruikt om het DNA uit te halen. Maar wanneer een verwantschap moet worden bepaald met een overleden persoon, kan het onderzoek worden beperkt door het materiaal van deze persoon dat (nog) beschikbaar is.

Na het afnemen van alle stalen voor onderzoek wordt de analyse in het laboratorium opgestart. Afhankelijk of het DNA-onderzoek al dan niet in het kader van een gerechtelijke procedure verloopt zal een rapport worden opgesteld dat binnen 4 weken na afname van de stalen zal verstuurd worden. In een gerechtelijke procedure zal eerst een voorlopig rapport worden opgemaakt waarna de verschillende partijen tenminste 2 weken de tijd krijgen om opmerkingen te formuleren. Hierna zal het eindverslag naar de rechtbank en de verschillende partijen worden gestuurd. In al de andere gevallen zal het eindverslag na de analyse worden opgemaakt en verstuurd naar de verschillende betrokken personen.